16.b

Even later begon het donker te worden. Ze verzamelden noten. De kleinere gingen op de gazellen, zodat ze op tijd bij de rand van het bos waren. Ook op Bas de Das, Jaap de Aap en Gogel de Struisvogel(een goochelaar). Plak de Slak ging als ze op reis waren op het rode puntmutsje van Wouter. "Het gaat zo meteen regenen," zei Jaap. "Jeroen, wil jij je staart als scherm gebruiken zodat in ieder geval de kleinere droog zijn? De anderen gaan onder de bomen lopen." Zo liepen ze een tijdje door. Ze waren eindelijk aan de rand van het bos.

16.a Het tweede (moeilijke) stuk

De derde dag van de reis, het eten en drinken vulden ze voor de zekerheid aan. Dus namen ze water uit de rivier als extra drinken mee. En namen ze vissen uit de rivier als extra eten mee. Toen gingen ze door het bos. Jaap ging via de bomen zodat hij kon zien of er gevaar was. Plotseling zag Jaap iets ritselen. Kees de Mees werd bang. Er kwam een gazelle. Wouter zei: "Daniëlle, wat doe je hier?" De gazelle zei: "Ik ben niet Daniëlle. Ik ben haar zus Gabriëlle. Wacht, ik haal mijn zus! Ik ben zo terug." "Hé, Gabriëlle waar is je zus nou?" "Ik ben Anne-Elle, haar zus, We zijn een drieling. Jullie kennen dus Daniëlle?" "Leeft ze nog? We dachten dat ze dood was." Hups, Wouter en Kees zeiden in koor: "Hoe komt dat?" "Dat vertellen we vanavond," zei Gabriëlle. "Waar gaan jullie eigenlijk naar toe," vroeg Anne-Elle. "Ja, dat weten we niet echt." "We zijn de schat aan het zoeken." "Maar we moeten nog een heel stuk. We zijn niet eens op de helft van de heenweg! Moeten we ook nog de terug reis!

15.a Het eerste (moeilijke) onderdeel

Die volgende morgen stonden ze voor een groot probleem. Want de kleinere, bijvoorbeeld Wouter en Hups, konden niet over de rivier. En er was ook geen brug. Gelukkig wel een boom. Je denkt misschien: waarom gelukkig wel een boom? Maar Jaap de Aap ging aan een tak hangen. En iedereen ging omstebeurt aan zijn staart hangen, en slingerde zo naar de overkant. Toen iedereen aan de overkant was slingerde Jaap zichzelf naar de overkant. Jaap was moe van het slingeren en dus zou hij de anderen niet bij kunnen houden. En daarom bleven ze aan de andere kant van de rivier dan die ze gisteren waren. Toen ging Gogel de Struisvogel goocheltruckjes doen want hij was een goochelaar. Zo brachten ze de dag door.

14.b

Het afscheid brak aan. Er kwamen veel zakdoeken aan te pas. Gestippelde, geblokte, gevlekte of geruite. Rode, blauwe, gele en groene. Een hele groep ging op stap. Op zoek naar de schat. En ze gingen op pad. Op pad naar een spannend avontuur.

14.a Het vertrek (de volgende dag)

"Brian, ga jij ook mee," vroeg Hups. "Nee, maar ik heb gelukkig mijn lessen Nederlands af. Dan ga ik lessen geven op de school de Boomstam. Dan doe ik in ieder gaval gr. 7. Dan leer ik de kinderen Engels." Oké, dan hebben we iedereen die mee wil, nu."

13.b

De grote dag brak aan. Er was veel publiek, en er waren veel deelnemers. Toen begon de hardloopwedstrijd. "Klaar voor de start…af!"

Het was al een tijdje aan de gang. En de eerste ging over de streep. En wie is het? Brian the Lion. "Ja, en de eerste is er weer. Brian, hoe is het om gewonnen te hebben?" "Nice!"(*) "Over een paar minuten is de Prijs uitreiking! Hé, niet alle deelnemers zijn er. Oooh, daar is Hups de Rups. Hij heeft een papier bij zich!" "Een schatkaart! Een schatkaart," hijgde Hups(ekee). Een nieuw avontuur begint!

(*)Leuk!

13.a (Hardloop)Wedstrijdavontuur.

Wouter verveelde zich. "Er gebeurt niks in Bladnerf. Er gebeurt helemaal niks. Geen avontuur en zelfs niet een wedstrijd!" "Nou dan vraag je het aan Daniëlle de Gazelle de burgemeester van onze stad Bladnerf.

"Dus het mag?" "Ja, ik vind het een goed plan." "Oké, bij de Nervenvoedsellaan." "Ik zorg voor de prijzen." "En ik vraag wie er meerennen."